In het Madrileense Prado is behalve de voorkant ook de achterkant van een aantal beroemde schilderijen te zien.
Wat zit er achter op de schilderijen die aan de muren van musea hangen? Stof en spinnenwebben in de slordigste gevallen of een eenvoudige donkere afdekking om het werk van de kunstenaar te beschermen? Iedere bezoeker kan hier vrij over fantaseren, want tot nu toe waren de mogelijkheden om in een kunstwerk te treden, behalve voor de maker, restaurateur of verzamelaar, meestal heel beperkt. Het leek een ongeschreven regel dat alleen sculpturen van alle kanten bekeken mochten worden. Het Prado brengt daar nu verandering in met de expositie Reversos (Keerzijden), een reis door een bos vol schoonheid en mysterie dat zich ontvouwt op de zwartgeverfde muren van zaal A en B van het museumgebouw in de wijk Retiro.
De tentoonstelling, die is samengesteld door Miguel Ángel Blanco en gesponsord door Fundación AXA, zal tot 3 maart voor het publiek geopend zijn. Alles lijkt ongewoon en nieuw op deze tentoonstelling die Miguel Falomir, de directeur van het museum, vergelijkt met de avonturen in Alice in Wonderland. Net als in het boek van Lewis Carroll kan de toeschouwer door holen en spiegels stappen en in wonderlijke situaties terechtkomen.
Un filósofo (voorkant),
Salomon Koninck, 1635.
Un filósofo (achterkant),
Salomon Koninck, 1635.
De reis langs de achterkant van de schilderijen nam zeven jaar geleden een aanvang toen Miguel Ángel Blanco aan Falomir de suggestie deed hem de keerzijden van de doeken in het Prado te laten onderzoeken. Het was niet voor het eerst dat een dergelijk project werd ondernomen, maar nooit eerder gebeurde het op zo grote schaal. Blanco slaagde erin om werken uit dertig publieke en particuliere collecties van over de hele wereld in bruikleen te krijgen. Uiteraard kon hij rekenen op de eigen collectie van het Prado. Uit de depots van het museum zelf doken anonieme werken op die normaal niet aan het publiek worden getoond.
In Las Meninas van Diego Velázquez is de uitnodiging om in het schilderij te stappen al aanwezig, aldus Falomir tijdens de opening van de expositie. ‘Las Meninas, ons meest iconische werk, dat hangt in zaal XII, bestaat voor een vijfde uit de achterkant van het doek waaraan Velázquez werkt. Het is een truc,’ volgens Falomir, ‘die ons eraan herinnert dat een schilderij veel meer is dan gewoon een afbeelding. Het heeft drie dimensies. Als we de voor kant én de achterkant zien, hebben we in feite zicht op de complete stratigrafie van een archeologische vindplaats.’
La Sagrada Familia (voorkant),
Bernard van Orley, 1522.
La Sagrada Familia (achterkant),
Bernard van Orley, 1522.
Er zijn heel wat hoogtepunten op de tentoonstelling. Het eerste dient als startpunt van de route en bestaat uit een nauwkeurige reproductie van de achterkant van Las Meninas. Het kunstwerk maakt deel uit van de reeks ‘Verso’ van de Braziliaanse kunstenaar Vik Muniz (São Paulo, 62 jaar). De maten zijn identiek (320,5 x 281,5 cm) en dat geldt ook voor de materialen en weefsels. Ook reproduceert hij nauw gezet de klinknagels, vlekken en hout nerven.
Vlak bij de keerzij van Las Meninas hangt een ander pronkstuk van de tentoonstelling: De schilder in zijn atelier (1628), van Rembrandt, een olieverfschilderij op doek (24,8 x 31,7 cm) dat de kunstenaar in gedachten verzonken voor zijn ezel laat zien, een scène in de trant van Las Meninas. De twee schilders leefden in dezelfde tijd, maar ze hebben elkaar niet gekend, zodat de overeenkomsten in de compositie eerder te wijten zullen zijn aan toeval dan aan wederzijdse invloed.
Guernica
De expositie loopt van de middeleeuwen tot aan het heden, met werk van kunstenaars als José María Sicilia, Sophie Calle en samensteller Miguel Ángel Blanco zelf. In het midden stuit je op een hele wereld aan keerzijden boordevol informatie maar zonder chronologische volgorde. Een van de opmerkelijkste achterkanten vormt het originele raamwerk van Guernica.
Een van de opmerkelijkste achterkanten vormt het originele raamwerk van Guernica
Picasso’s meesterwerk is eigendom van het Reina Sofía-museum en het is voor het eerst dat het publiek nu de houten verbindingslatten te zien krijgt die het muurbrede doek moesten ondersteunen tot ze bijna bezweken van al het gereis. Tentoongesteld als goden in een heidense kapel vertonen de pijnhouten latten van het oorspronkelijke frame tientallen gaatjes en putjes als gevolg van hamerslagen op het oppervlak, concrete bewijzen van een lange geschiedenis vol reizen en lijden.
Het analyseren van het wel en wee van ieder werk afzonderlijk was wat de onderzoekers het meest inspireerde, aldus de samensteller. Net zo interessant blijkt het voor de bezoeker om het binnenste van een kunstwerk te bekijken: hoe het is gemaakt, met wat voor materialen, met hoeveel twijfels de kunstenaar te kampen had voordat hij aan de slag ging. Twee wereldberoemde Catalaanse kunstenaars, Antoni Tàpies en Joan Miró, delen een muur en geven je de gelegenheid om te ontdekken hoe ze gebruikmaakten van jute, hars, glas, cement en andere verrassende materialen, zoals vuur.
Een van de belangrijkste onderdelen van de expositie is gewijd aan schilderijen waarvan ook de achterkant is beschilderd, ook wel ‘tweegezichten’ genoemd, vertelt de samensteller. In die gevallen heeft de achterkant net zo goed artistiek belang en vult hij de hoofdafbeelding op diverse wijzen aan.
Monja arrodillada (voorkant),
Martin van Meytens, 1731.
Monja arrodillada (achterkant),
Martin van Meytens, 1731.
Dat kan te maken hebben met het scheppingsproces, een speelse grap van de kunstenaar of een gril van de verzamelaar die het kunstwerk heeft besteld. Dat laatste lijkt het geval bij Knielende non (1731), van Martin van Meytens. Op de voorkant zie je een vrouw die met haar gezicht naar de toeschouwer toe geknield zit. Op de achterkant zie je de uitbundige billen van de non met haar habijt tot over haar rug opgesjord. Toen deze olieverf op brons ontstond, gold aan het Zweedse hof een verbod op naakten. De kunstenaar riskeerde zijn leven, en de verzamelaar ook, maar deze schilderijen bleven gemaakt worden en de meest intieme en geheime ruimtes van de paleizen sieren.
In deze collectie, die als was het een sok binnenstebuiten is gekeerd, figureren kunstenaars die tot nu toe niet in het Prado te zien waren. De lijst is lang, maar twee sprekende voorbeelden volstaan: een zelfportret van Van Gogh dat door het aan de schilder gewijde museum in Amsterdam in bruikleen werd gegeven en Het lege masker van Magritte, afkomstig uit de Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen in Düsseldorf.