Na de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 verschenen talloze beelden van de gebeurtenis online. Een groep hobbydetectives slaagde erin om via sociale media en andere publieke bronnen de FBI een handje te helpen, en de identiteit van de bestormers te achterhalen.
Het was begin 2023 en een onlinespeurneus die ik Josh zal noemen was weer op jacht. Josh werkte voor het hoofdkantoor van een mondiaal, beursgenoteerd bedrijf in het zuiden van de Verenigde Staten, maar op dit moment was zijn echte passie het oplossen van misdaden die twee jaar eerder en honderden kilometers verderop plaatsvonden, op 6 januari in het Amerikaanse Capitool. Daarvoor had hij niets anders nodig dan zijn laptop. Wel was hij overgestapt op een andere computermuis nadat hij RSI-symptomen had gekregen ‘door overdag te werken en ’s nachts op opstandelingen te jagen’.
Het onderzoek naar de aanslag op het Capitool – het grootste FBI-onderzoek in de Amerikaanse geschiedenis – zou binnenkort halverwege zijn en de gemeenschap van onlinespeurneuzen waar Josh deel van uitmaakte stond in het middelpunt ervan: video’s binnenhalen, sociale media afspeuren, nieuwe gezichten en nieuwe misdrijven ontdekken. De arrestaties door de FBI van mensen die op die dag het Capitool waren binnengedrongen, geweld hadden gepleegd of eigendommen hadden vernield, naderde de duizend en dit gezelschap van onlinespeurders – dat zichzelf Sedition Hunters [muiterij-jagers] noemde – had honderden van die arrestaties in gang gezet en aan honderden andere meegeholpen. Ze hadden ook nog eens meer dan zevenhonderd deelnemers aan de bestorming weten te identificeren die nog niet gearresteerd waren.
Vaak leverden Sedition Hunters zoals Josh kant-en-klare zaken aan de FBI, maar de regels van het bureau maakten het voor zijn agenten lastig om zelfs maar een simpele update te mogen geven over de status van de onderzoeken. Dat eenrichtingsverkeer was frustrerend. De beste schriftelijke feedback waar de jagers op konden hopen bestond uit slechts één woord: ‘ontvangen’. Een van de FBI-informanten vertelt hoe blij ze was toen ze van haar FBI-contact een duimpje omhoog ontving.
Josh besteedde de afgelopen twee jaar ontelbare uren aan deze nieuwe hobby die hij ‘zowel bevredigend als belangrijk’ noemt. Zijn ‘ongelooflijk geduldige vrouw’ vond het maar een beetje vreemd. ‘De gesprekken bij ons thuis aan de eettafel waren zonder meer ongebruikelijk,’ zegt Josh. ‘Het ging over schuil- of bijnamen, hashtags en verwijzingen naar specifieke J6 [6 januari]-gebeurtenissen.’ Hij vertelde zijn vrouw alles over de Sedition Hunters, van wie velen goede vrienden werden, ook al gebruikten ze meestal alleen hun bijnaam.
Bominslag
Die nieuwe vrienden wisten hem steeds weer te verrassen. Een paar maanden eerder vertelde een van hen, een speurder die een cruciale rol speelde in de gemeenschap en met wie hij nauw samenwerkte, dat hij op Donald Trump had gestemd. Twee keer. Dat was een schok voor Josh. Het moment waarop hij dat hoorde kan hij zich even helder voor de geest halen als het moment waarop hij hoorde van de aanslagen op 11 september of dat Michael Jackson was overleden. ‘Het was niet zozeer een wat-krijgen-we-nou-ervaring als wel een bominslag,’ zegt hij.
Naast de kameraadschap en het verlangen de democratie te beschermen en gerechtigheid te zoeken voor degenen die door de aanval getroffen waren, is dat juist een van de redenen waarom hij ermee doorging. Er was altijd wel iets nieuws te ontdekken, een nieuw stukje van de puzzel te vinden. Trek hier aan een touwtje en daar komt plotseling het antwoord op een vraag van maanden geleden uit de lucht vallen. Misschien beweegt de camera in een net opgedoken video op precíés het juiste moment langs een oproerkraaier en heb je opeens een perfecte gezichtsopname van een gemaskerde aanvaller die op het verkeerde moment even een slokje water neemt. Misschien probeer je de zoveelste samenzweringstheorie van een of andere extreemrechtse website te ontkrachten en stuit je op een aanval op een agent van de U.S. Capitol Police – een aanval die eerder nog ongedocumenteerd was omdat de agent geen bodycamera droeg. De ene kick volgde de andere op. ‘Het gaf een gevoel van voldoening dat ik bij niets wat ik ooit eerder heb gedaan heb gevoeld,’ zegt Josh.
‘Het gaf een gevoel van voldoening dat ik bij niets wat ik ooit eerder heb gedaan heb gevoeld’
Ook na ruim twee jaar uitgebreid onderzoek waren er steeds weer nieuwe identificaties. Josh richtte zich vooral op het archiveren van video’s en foto’s van 6 januari, het maken van back-ups van opensourcemateriaal dat hij online vond. Voor andere onderzoekers maakte hij dit alles toegankelijk in een permanente database. ‘Online naalden in hooibergen vinden,’ zegt hij, ‘daar ben ik echt goed in.’
Maar vandaag probeerde hij iemand te identificeren. Nadat hij de foto van een relschopper door een gezichtsherkenningssite had gehaald, laveerde hij door wat hij beschrijft als ‘een lawine van piemels’, omdat hij afbeeldingen van de verdachte op verschillende expliciete websites had aangetroffen. Uiteindelijk was hij in staat om een voormalig pornoacteur in homofilms te identificeren als degene die een politieagent had aangevallen. Het was niet de eerste keer dat de speurneuzen een verdachte relschopper vonden aan de hand van diens eerdere werkzaamheden in de pornografie.
‘Wat ik al niet overheb voor dit land!’ grapte Josh in het bericht dat hij me stuurde nadat hij de man had ontmaskerd. ‘Het aantal lullen dat ik heb moeten bekijken in naam van het behoud van onze democratie! Daar verdien ik verdomme toch zeker wel een medaille voor?’
Hij deelde zijn laatste vondst met de kleine groep over het land verspreide speurneuzen en onthulde de zoveelste identificatie die uiteindelijk bij de FBI terecht zou komen.
‘WTF krijg ik nou te zien als ik mijn computer aanzet?’ schreef de Trump stemmende speurder nadat Josh een link naar erotische foto’s in de groepchat had gedropt. ‘Dit is patriottisme, eikel,’ antwoordde Josh.
Memes
Sinds een menigte van Donald Trump-aanhangers, opgezweept door zijn leugens over de verkiezingen van 2020, op 6 januari het Amerikaanse Capitool bestormde, ben ik in gemeenschappen gedoken van onlinespeurneuzen die het FBI-onderzoek gaande houden. Ik leerde nog voordat ze werden gearrestereerd de namen kennen van honderden deelnemers aan de rellen, evenals de identiteit van meer dan honderd personen van wie momenteel foto’s zijn te zien op de FBI-site over het geweld in het Capitool, maar die nog steeds niet zijn aangeklaagd.
Er was de begrafenisondernemer die agenten had besproeid met een spray tegen wespen en horzels. De verzamelaar van selfies met beroemdheden, die op de foto staat met Rihanna, Selena Gomez en Kim Kardashian. De ex-NFL-speler. De voormalig autocoureur. De neurochirurg. De stand-upcomedian genaamd Kevin Downey Jr., die tien jaar eerder had meegedaan aan America’s Got Talent. De Trump-fan die met een pistool op het Capitool had geschoten en een paar maanden later een negentienjarige doodstak in een park. Een mannelijk model. Een politieagent. Een makelaar. Er was een fan bij van antropomorfe dieren, die was gespot op de vloer van de Senaat op 6 januari. Hij werd geïdentificeerd omdat een van de speurneuzen in de wereld van de furries [mensen met een voorliefde voor dieren met menselijke eigenschappen, zoals tekenfilmdieren] was gedoken. De naam van de man en zijn pseudoniem (oftewel zijn fursona) werden ontdekt omdat hij een Thanksgivingfeest voor furries had georganiseerd in zijn ‘hol’.
Er was een man die eerder was gearresteerd voor het naakt bespelen van een muziekinstrument in het openbaar, en een omdat hij zonder broek door zijn buurt liep. Een man die banden onderhield met de Proud Boys [en extreemrechtse neo-fascistische organisatie die politiek geweld gebruikt en promoot en enkel mannen als leden toelaat] en die met zijn zoon in het Capitool was geweest, werd met middels DNA-onderzoek gearresteerd voor een tientallen jaren oude moord op een zeventienjarig meisje.
Ik heb in enkele maanden van de speurneuzen leren kennen en velen van hen persoonlijk ontmoet. Ik heb met Sedition Hunters uit het hele land gesproken over hun technieken, hun motivatie en hun grootste vondsten. Sommigen ken ik bij hun echte naam, anderen alleen bij hun bijnaam of door hun onderzoeksresultaten. We bouwden een band op en spraken over de opvoeding van onze kinderen, ADHD – een diagnose die veel voorkomt bij speurneuzen, zo blijkt –, sport, series die je moet bingen en memes. Veel memes.
Sommige speurneuzen hielden het een paar weken vol, anderen een paar maanden. Weer anderen haakten zo nu en dan aan, als hun dagelijks leven het toeliet. Sommigen dachten al over wat er gaat gebeuren na 6 januari 2026, wanneer de verjaringstermijn is verstreken; nu is er nog een reden om de namen van geïdentificeerde relschoppers achter te houden voor het publiek, aangezien het bekendmaken ervan een negatieve invloed kan hebben op de zaken die de FBI voorbereidt. Maar wat als dat niet langer een zorg is?
Ik doe al meer dan tien jaar verslag over het ministerie van Justitie en heb al eerder met FBI-informanten gesproken. Maar niets kan tippen aan de impact die de Sedition Hunters hebben gehad. Werkend vanuit huis, op de bank, aan keukentafels, in slaapkamers, garages en – in één geval – vanuit de slaapcabine van een vrachtwagen, zet deze groep anonieme Amerikanen zich in om de FBI verder te helpen en ervoor te zorgen dat de specifieke gevallen worden geïdentificeerd.
6 januari was een keerpunt voor de Amerikaanse democratie. Dat was het ook voor de FBI en de wetshandhaving, die ondanks alle waarschuwingssignalen die online voorbijkwamen in aanloop naar de aanval op het Capitool, niet veel anders konden doen dan toekijken.
‘Deze speurneuzen zijn het onderzoek,’ vertelde een wetshandhaver me. ‘Ik ben hen zo ongelooflijk dankbaar voor alles wat ze hebben gedaan. Maar wat een fiasco voor de wetshandhaving in de Verenigde Staten.’
Op het moment dat hij iemand sms’te dat de menigte door de stellingen zou breken, was het al zover
Meer dan twintig jaar geleden, na de aanslag van 11 september, realiseerde de FBI zich hoe verouderd hun technologie was. Ze waren ‘als verlamd’, zoals een rapport het omschreef, als ze eenvoudige zoekopdrachten wilden doen in de data die ze hadden verzameld. De directeur van de FBI omschreef het systeem als ‘omslachtig’ en ‘moeilijk’, volgens een nieuwsbericht waren de computersystemen van de FBI het ‘hightech equivalent van het Stenen Tijdperk’. Volgens een kop in The New York Times had het bureau ‘een computersysteem dat gegevens veiligstelt, maar ze amper kan terugvinden’. Het duurde tien jaar en kostte 451 miljoen dollar, maar de FBI implementeerde uiteindelijk in 2012 een nieuw computersysteem, het jaar waarin Barack Obama werd herkozen en de iPhone 5 werd uitgebracht.
Maar ook nu nog, 22 jaar na 11 september – een tijdsbestek waarin een FBI-specialagent zich op zijn vijfendertigste had kunnen inschrijven in Quantico [het opleidingscentrum van de FBI] en het bureau had kunnen verlaten op de verplichte pensioenleeftijd van 57 – loopt het bureau technologisch gezien vaak achter de feiten aan.
Op 6 januari kwam de waarnemend nummer twee van het ministerie van Justitie erachter dat er was ingebroken in het Capitool doordat hij dat in het kantoor van de waarnemend procureur-generaal op tv zag. Dus ging Richard Donoghue naar de overkant van de straat, naar het hoofdkantoor van de FBI, in de veronderstelling dat zij erbovenop zouden zitten. ‘Ze hadden niet veel informatie,’ zegt Donoghue. ‘Ook zij hadden schermen waarop mensen waren te zien die door het gebouw marcheerden, maar ze wisten niet precies wat er aan de hand was in het Capitool.’
Donoghue hoorde dat de adjunct-directeur van de FBI naar het Field Office van de FBI in Washington was gegaan, en ging met hem mee. Maar op die commandopost trof hij hetzelfde aan: mensen die naar een televisiescherm keken en elkaar dingen toe riepen. Vanwege het gebrek aan informatie besloot het duo al snel om zelf naar het Capitool te gaan.
Donell Harvin, die de leiding had over het National Capital Region Threat Intelligence Center, had op 6 januari een heel andere ervaring. Hij zag een menigte richting het Capitool trekken. Hij zag het geduw en getrek aan de ‘zwakke, haveloze’ barrière van fietsenrekken die de politie had opgeworpen. Hij zag de situatie snel verslechteren. Op het moment dat hij iemand sms’te dat de menigte door de stellingen zou breken, was het al zover. Hij zag hoe ze het gebouw binnenstormden. Wat er gebeurde ‘werd niet live door de media uitgezonden omdat ze daar niet waren’, zegt hij.
Zelf beschikte hij over extra informatie. ‘Ik keek niet zoals iedereen naar de televisie,’ zegt Harvin. ‘Wij hebben andere middelen om naar dergelijke dingen te kijken, bijvoorbeeld sociale media waar mensen livestreamen. Daar hebben we toegang toe. Dat heet OSINT.’
USB-sticks
OSINT, of open source intelligence, is een afkorting die Donna – die zichzelf omschrijft als een ‘grijsharige oma’ – moest googelen toen ze na 6 januari voor het eerst betrokken raakte bij online speurwerk. Ze bekeek de aanval op het Capitool op twee schermen: op televisie en op haar laptop, en scrolde door X, het platform voorheen bekend als Twitter. Donna was betrokken bij de eerste speurtochten en uiteindelijk kreeg ze een contactpersoon bij de FBI. Ze was verbaasd over de achterstand van de organisatie.
‘Ik voelde de noodzaak toen ik zag hoe langzaam het er ging en hoe vreselijk lang het duurde voordat ze even ver waren als wij op Twitter,’ zegt Donna. ‘Ze zijn gewoon traag. Doordat al die mensen op een en dezelfde dag misdrijven begingen, werd het systeem duidelijk overbelast; daar is het niet op gebouwd.’
De FBI, zo begrepen de speurneuzen, voldeed niet aan het beeld dat Hollywood ervan schetst. ‘We hebben te veel films gezien,’ zei iemand. ‘Overschatten we allemaal de capaciteiten van de FBI doordat we zoveel televisie kijken?’ Een speurder die voor J6 nauw met het bureau samenwerkte, beschrijft het computersysteem van de FBI als ‘fokking achterlijk’. Ze zei: ‘Het is heel lastig in gebruik en je kunt er heel slecht op zoeken.’ Verschillende speurders vertellen dat ze de rapporten die ze naar de FBI stuurden op een specifieke manier moesten opmaken om er zeker van te zijn dat ze de limiet voor de bestandsgrootte van e-mails niet overschreden. Het bureau is niet happig op het gebruik van programma’s voor het delen van bestanden. Als die rapporten eenmaal bij de FBI waren binnengekomen, moesten ze nog verder worden verkleind voordat ze konden worden ingevoerd in een systeem dat slechts maximaal enkele megabytes aankon: ongeveer de grootte van een iPhone-video van acht seconden of een paar foto’s met hoge resolutie. Soms waren FBI-agenten urenlang met de auto onderweg, alleen maar om een paar USB-sticks op te halen.
Het beleid en de verouderde technologie van de FBI maakten dat het bureau werd afgesneden van onlinegebeurtenissen
Tot een paar jaar geleden werden e-mailadressen van de FBI weergegeven met ic.fbi.gov – ‘ic’ stond voor ‘internetcafé’ en stamde nog uit de tijd dat je moest inbellen om verbinding te krijgen. Volgens een voormalige FBI-functionaris was het binnen de FBI een enorm irritant proces om bestanden van ‘lage prioriteit’ naar ‘hoge prioriteit’ te verplaatsen en omgekeerd – er waren speciale toestemming en een USB-stick voor nodig. Nog niet zo lang geleden waren sommige nieuwswebsites en X geblokkeerd op het interne systeem van de FBI. En dan waren er nog de door de FBI uitgegeven mobiele telefoons. ‘Die waren verschrikkelijk,’ vertelt de voormalige functionaris. Het waren dezelfde telefoons die ook aan het publiek werden verkocht, maar voorzien van op de achtergrond draaiende software die ze supertraag maakte. ‘Ze werkten voor geen meter.’
Dat het bureau extra voorzorgsmaatregelen moest nemen zodat hun netwerk niet werd geïnfiltreerd is begrijpelijk. Data van het bureau zijn een aanlokkelijk doelwit voor buitenstaanders, vooral voor tegenstanders in het buitenland. Maar het beleid en de verouderde technologie van de FBI maakten dat het bureau werd afgesneden van onlinegebeurtenissen.
De gedachte van de FBI was dat agenten ‘zo goed zijn als hun undercoverinformanten’, zegt een wetshandhaver. Oude gewoonten zijn hardnekkig, en de FBI-cultuur hechtte meer waarde aan een goed ingevoerd undercoverpersoon van vlees en bloed dan aan opensource-informatie.
Maar het goede van OSINT was dat de FBI niet volledig hoefden af te gaan op hun speurders. Het bureau kon informatie eenvoudig zelf controleren, of het kon zijn opsporingsbevoegdheden gebruiken om na te gaan of de door de speurders geïdentificeerde verdachten op 6 januari hun mobiele telefoon in het Capitool hadden gebruikt, een hotel hadden geboekt of een creditcard hadden gebruikt in Washington en omgeving.
Toch duurde het enkele maanden tot de relaties tussen de FBI en de onlinespeurders geformaliseerd waren en konden gedijen. In 2021 waren onlinespeurneuzen soms onder de indruk van het bureau en deden ze graag al het mogelijke om het onderzoek te helpen. In 2023 was die machtsdynamiek verschoven. Toen stond de FBI inmiddels diep bij hen in het krijt. Het bureau zocht vaak contact met de speurders en vroeg ze om hun werk te controleren, te helpen een zaak op te bouwen of om op zoek te gaan naar bewijs dat tijdens het eigen onderzoek van het bureau over het hoofd was gezien. Aan de andere kant voerden de speurders de druk op de FBI op, vroegen zich af waarom zaken zo lang duurden en riepen ze de FBI op om verdachten te arresteren die ze al meer dan twee jaar geleden hadden geïdentificeerd.
Iemand postte foto’s van twee mensen van wie werd gedacht dat ze de daders waren, maar dat bleek niet te kloppen
Toegegeven, de FBI had zijn redenen om in de nasleep van de aanval op het Capitool sceptisch te zijn over het werk van anonieme online onderzoekers. Ze waren hiermee eerder de mist in gegaan. Bij de jacht op de daders van de bomaanslag in 2013 tijdens de marathon van Boston – een aanslag waarover de FBI voor het eerst hoorde via een tweet – explodeerde Reddit: een groot aantal amateurs ging op zoek naar degenen die verantwoordelijk waren voor de aanslag. Dat pakte rampzalig uit. Iemand postte foto’s van twee mensen van wie werd gedacht dat ze de daders waren. Dat bleek niet te kloppen, maar het was al te laat; The New York Post zette hun foto’s op de voorpagina. (De krant schikte uiteindelijk een rechtszaak onder niet bekendgemaakte voorwaarden.)
De gebeurtenissen rond de bomaanslag tijdens de Boston Marathon laten zien hoe makkelijk het verkeerd kan gaan met onlinespeurwerk. Dit veranderde ook het verloop van het FBI-onderzoek, doordat valse geruchten die online opdoken het proces van wetshandhaving beïnvloedden. Uiteindelijk werd besloten foto’s van de echte verdachten vrij te geven om de schade voor onschuldigen te beperken, en om zo een einde te maken aan het ‘freelancespeurwerk’, zoals The Washington Post het noemde.
Toen de foto’s van de echte verdachten van de Boston Marathon-bomaanslag eenmaal waren vrijgegeven, kwam er een bruikbare tip van een familielid binnen. Uiteindelijk vond de FBI Dzjokhar Tsarnajev, een van de broers die een schietpartij met de politie overleefde en zich schuilhield in een boot op een trailer in een achtertuin in Watertown, Massachusetts. Nadat Tsarnajev was opgepakt, hielden wetshandhavers een persconferentie op de parkeerplaats van het winkelcentrum van Watertown.
Bij die bewuste persconferentie was een K9-agent – een agent met politiehond – van het corps van Boston aanwezig. ABC News maakte beelden en een screenshot van een mooie, scherpe gezichtsopname van de K9-agent belandde op een website. Acht jaar later bestormde ook deze voormalig agent met een Boston-sportmuts op zijn hoofd het Amerikaanse Capitool, in naam van Donald Trump. In het voorjaar van 2022 zouden onlinespeurneuzen, nadat ze via gezichtsherkenning een match hadden gekregen, zijn naam naar de FBI sturen. Twaalf maanden later werd dit opgepakt. In maart 2023, tien jaar na de bomaanslag in Boston, werd deze gepensioneerde politieagent uit Boston, genaamd Joseph Fisher, gearresteerd op beschuldiging van het aanvallen van een politieagent in het Capitool met een stoel.
Dit keer hadden de speurneuzen goed werk geleverd.
+ There are no comments
Add yours