In Spanje heeft een mondkapjesaffaire een discussie op gang gebracht over politieke verantwoordelijkheid. Mercedes Cabrera, voormalig minister van Onderwijs, en José María Lassalle, voormalig staatssecretaris van Cultuur, geven hun visie op de vraag: moet een politicus zijn verantwoordelijkheid nemen, ook al is hij strafrechtelijk onschuldig?
De affaire die bekend werd als de ‘zaak-Koldo’ was het gevolg van de aankoop van mondkapjes tijdens de pandemie door een adviseur van voormalig minister José Luis Ábalos, inmiddels parlementslid. Naar aanleiding hiervan heeft zijn partij PSOE hem gevraagd om af te treden, hoewel Ábalos niet is aangeklaagd. Twee voormalig bewindslieden gaan in El País met elkaar in debat over de vraag of het gerechtvaardigd is om hem te vragen afstand te doen van zijn parlementszetel.
Nee: ‘Het lost de problemen niet op’
‘Het is een makkelijke vraag om te stellen, maar niet om te beantwoorden,’ vindt Mercedes Cabrera, voormalig minister van Onderwijs (2006-2009). Volgens haar mag je van een democratische rechtsstaat verwachten dat geschreven regels en wetten in dit soort situaties houvast bieden. ‘En ja, dat doen ze. Maar ze lossen niets op.’ Ze maken volgens haar geen einde aan de controverse die is ontstaan door de corruptiezaak-Koldo. ‘Als zelfs strafrechtelijke verantwoordelijkheid op basis van wetboeken en regels, en toegepast door onafhankelijke rechters, onderhevig is aan interpretatie, hoe zit het dan wel niet met politieke verantwoordelijkheid?’
Cabrera verwijst naar de Duitse socioloog Max Weber, die in 1919, in de ‘extreem turbulente’ tijd van de pas ontstane democratische Weimarrepubliek, het essay Politiek als beroep schreef. Weber sprak over de ethiek van overtuiging, waarbij politici zouden moeten handelen volgens hun idealen, en de ethiek van verantwoordelijkheid, waarbij politici handelen volgens de soms complexe realiteit en met de gevolgen van hun daden in hun achterhoofd. ‘Het was niet zijn bedoeling om het een tegenover het ander te stellen, maar juist om de twee complementair te maken.’
Ook How Democracies Die van Steven Levitsky en Daniel Ziblatt helpt volgens Cabrera bij het beantwoorden van de vraag. Volgens Levitsky en Ziblatt zijn er in een gezonde democratie twee ongeschreven regels. ‘Omdat trouw verklaren aan de grondwet niet genoeg is, moet er ook sprake zijn van wederzijdse tolerantie,’ legt Cabrera uit. ‘Je moet de tegenstander accepteren als concurrent, zolang die de grondwettelijke regels respecteert. En er moet sprake zijn van institutionele terughoudendheid, wat inhoudt dat acties worden vermeden die weliswaar de geschreven wet accepteren, maar de geest ervan schenden.’ Levitsky en Ziblatt hameren er verder op dat we de term ‘democratie’ niet moeten opvatten als zelfstandig naamwoord, maar als werkwoord. ‘Het voortbestaan van de democratie is niet vanzelfsprekend, iedereen is er verantwoordelijk voor.’
‘Een goede politicus weet wanneer hij moet aftreden, zonder te hoeven wachten tot een onderzoek is afgerond’
‘Moest ik dit er allemaal bij halen om de vraag te kunnen beantwoorden? Wat mij betreft wel,’ schrijft Cabrera. Ze benadrukt dat ze het niet heeft over deelnemers aan een complot, ‘maar over degenen die gedoogden, of niet zagen wat er gebeurde terwijl ze dat wel hadden moeten zien. Een goede politicus weet wanneer hij moet aftreden, zonder af te wachten tot een onderzoek is afgerond.’
Het is dan ook essentieel om snel en transparant te reageren, stelt Cabrera, aangezien ‘de PSOE van de strijd tegen corruptie haar handelsmerk maakte, precies op het moment dat er een geval van corruptie aan het licht kwam’.
Ook de Partido Popular maakt volgens haar misbruik van de situatie. ‘De politieke verantwoordelijkheid geldt evengoed voor degenen die deze zaak benutten om af te rekenen met een politiek tegenstander.’ Volgens Cabrera lost de eis dat iemand aftreedt niet alles in één keer op. ‘Voor de gezondheid van een democratie en het herstel van het vertrouwen van het publiek is het gedrag van de oppositie net zo belangrijk als dat van de regering.’
Mercedes Cabrera is hoogleraar aan de Complutense-universiteit van Madrid en was van 2006 tot 2009 minister van Onderwijs in de regering van José Luis Rodríguez Zapatero.
Ja: ‘Het vertrouwen van het publiek moet worden hersteld’
De gezondheid van de democratie wordt volgens José María Lassalle, voormalig staatssecretaris van Cultuur, aan veel aspecten afgemeten. ‘Maar een daarvan, misschien wel het belangrijkste, is dat de mensen erop kunnen vertrouwen dat degenen die regeren dat in de naam van het volk doen en uitsluitend handelen in het voordeel en belang van dat volk.’ Dat vertrouwen kent volgens hem ups en downs, maar mag in wezen nooit verbroken worden. ‘Anders zou de democratie haar belangrijkste kern verliezen.’ Hij haalt Zygmunt Bauman aan, die gelooft dat we momenteel een crisis van de democratie doormaken. Het vertrouwen zou zijn ingestort ‘doordat de mensen ervan overtuigd zijn dat hun leiders “corrupt, dom of onbekwaam” zijn’.
‘Niet alleen de dader is strafrechtelijk schuldig, maar ook degenen die hem hadden kunnen en moeten controleren’
En deze crisis is volgens Lassalle de reden dat verantwoording afleggen als politicus noodzakelijker is dan ooit. ‘Ik heb het niet over de strafrechtelijke vervolging van vermeende corrupte politici, want daar zijn de rechtbanken voor, maar over politieke verantwoordelijkheid nemen als iemand ongeschikt blijkt om te regeren.’ Volgens hem moeten binnen een democratie degenen die een openbaar ambt bekleden betrouwbaar en competent zijn. ‘Daarom heeft een hoge ambtenaar, wanneer zich omstandigheden voordoen die zijn betrouwbaarheid in twijfel trekken, geen andere keuze dan zijn politieke verantwoordelijkheid te nemen en het vertrouwen van het publiek in zijn persoon te herstellen.’
Lassalle benadrukt dat door het nemen van politieke verantwoordelijkheid de ‘ongeschiktheid bij het uitoefenen van het politieke ambt’ wordt gecompenseerd. Volgens Lassalle wordt vertrouwen niet hersteld door een beroep te doen op iemands eer en geweten, maar doordat iemand de gevolgen van zijn fouten aanvaardt. ‘Het lijdt geen twijfel dat dit vertrouwen geschonden kan worden zonder dat de persoon in kwestie juridisch aansprakelijk wordt gesteld.’
Daarnaast is een politicus niet alleen verantwoordelijk voor zichzelf. ‘In een democratie is niet alleen de dader strafrechtelijk schuldig, maar ook degenen die hem vertrouwden, degenen die hem hadden kunnen en moeten controleren maar dat niet deden.’ Lassalle geeft Willy Brandt als voorbeeld, die midden in de Koude Oorlog aftrad als bondskanselier van Duitsland omdat een van zijn persoonlijke assistenten, Günter Guillaume, een communistisch spion bleek te zijn. ‘Het is waar dat hij daarna doorging als parlementslid en voorzitter van de SPD, maar hij nam zijn politieke verantwoordelijkheid door afstand te doen van zijn functie van kanselier, waarin hij had gefaald.’
Lassalle vreest echter dat deze tijden voorbij zijn, en dat deze vorm van politieke verantwoordelijkheid nemen verloren is gegaan ‘nu het populisme onze democratieën bedwelmt’.
José María Lassalle was van 2011 tot 2016 staatssecretaris van Cultuur en van 2016 tot 2018 staatssecretaris van Digitale Agenda. Hij diende beide termijnen onder premier Mariano Rajoy.