Saratu Dauda werd tien jaar geleden ontvoerd samen met 275 andere meisjes. Hun gevangenneming was het startsein voor een wereldwijde campagne om ‘onze meisjes terug te brengen’. Maar velen worden nog steeds vermist en het aantal ontvoeringen in Nigeria is sterk toegenomen.
Saratu Dauda was ontvoerd. Het was 2014, ze was zestien, en ze zat samen met haar klasgenoten in een stampvolle vrachtwagen die op weg was naar de rimboe in het noordoosten van Nigeria, met een lid van de terroristische groep Boko Haram achter het stuur. De kostschool voor meisjes in Chibok, kilometers achter hen, was in brand gestoken.
Na een tijdje kreeg ze door dat enkele meisjes van de achterkant van de truck sprongen, vertelt ze. Sommigen alleen, anderen met z’n tweeën, hand in hand. Ze renden weg en verstopten zich in het struikgewas terwijl de truck verder reed.
Maar voordat Dauda zelf ook kon springen, sloeg een meisje alarm en riep dat anderen ‘zich lieten vallen en wegrenden’. Hun ontvoerders stopten, sloten de truck af en vervolgden hun weg naar wat, voor Dauda, een levensveranderende gevangenschap van negen jaar zou worden.
‘Als ze dat niet had geroepen, waren we allemaal ontsnapt,’ aldus Dauda in een reeks interviews deze week in de stad Maiduguri, de bakermat van de gewelddadige opstand van Boko Haram.
De 276 gevangenen die precies tien jaar geleden uit hun slaapzaal werden ontvoerd en bekendstaan als de Chibok Girls, werden beroemd dankzij Michelle Obama, dankzij kerken die aandacht besteedden aan de zaak van de overwegend christelijke leerlingen en door campagnevoerders en hun slogan ‘Bring Back Our Girls’.
‘Deze meisjes hadden de pech die dag naar school te gaan,’ zegt Allen Manasseh, een jeugdleider uit Chibok die zich al jaren inzet voor hun vrijlating.
Hun levens hebben sinds de ontvoering totaal verschillende wendingen genomen. Sommigen ontsnapten vrijwel onmiddellijk; honderddrie van hen werden een paar jaar later na onderhandelingen vrijgelaten. Een tiental woont nu in het buitenland, onder andere in de Verenigde Staten. Maar liefst tweeëntachtig meisjes worden nog steeds vermist. Misschien zijn ze gedood of worden ze nog altijd vastgehouden.
Vergeten
De schoolontvoering in Chibok was de eerste massale in Nigeria – maar zeker niet de laatste. Vandaag de dag is ontvoering – ook van grote groepen kinderen – een business geworden in het West-Afrikaanse land, met losgeld als belangrijkste drijfveer.
‘De tragedie van Chibok speelt zich elke week opnieuw af,’ zegt Pat Griffiths, een woordvoerder van het Internationale Comité van het Rode Kruis in Maiduguri.
De Chibok-meisjes zijn slechts de beroemdste slachtoffers van een vijftienjarig conflict met islamistische militanten dat, ondanks de honderdduizenden doden en miljoenen ontheemden, grotendeels is vergeten te midden van andere oorlogen.
Meer dan 23.000 mensen in het noordoosten van Nigeria staan als vermist geregistreerd bij het Rode Kruis – wereldwijd het op een na grootste aantal, na Irak. Maar die inschatting ligt veel te laag, aldus Griffiths.
Voordat ze werd ontvoerd, vertelt Dauda, was ze een gelukkige tiener in een groot, hecht, christelijk gezin. Ze speelde graag met poppen en droomde ervan modeontwerpster te worden. Ze was het lievelingetje van haar vader en ook dol op haar moeder.
Nadat ze gevangen waren genomen, sliepen de meisjes maandenlang buiten in het Sambisa-woud, de schuilplaats van Boko Haram. Ze werden gedwongen naar een constante monoloog te luisteren van islamitische predikers en ze vochten om de beperkte watervoorraden. Toen twee meisjes probeerden te ontsnappen, vertelt ze, kregen ze zweepslagen in het bijzijn van de anderen.
Daarna kregen ze een keuze: ofwel trouwen, ofwel slaaf worden en worden opgeroepen voor huishoudelijk werk of seks.
Dauda koos voor het huwelijk, bekeerde zich tot de islam en veranderde haar voornaam in Aisha. Ze kreeg een man toegewezen van achter in de twintig die voor zijn werk video-opnames maakte van de gevechten van Boko Haram. Enkele uren nadat ze elkaar hadden ontmoet, waren ze getrouwd.
‘Speel je met afgoden? Wil je me problemen bezorgen?’
Hij behandelde haar niet slecht, zegt ze, maar na een paar maanden kwam hij op een dag thuis en betrapte haar terwijl ze met een pop speelde die ze van klei had gemaakt en waar ze een jurk voor had gemaakt.
‘Speel je met afgoden? Wil je me problemen bezorgen?’ herinnert ze zich dat hij zei. Ze werd boos en verliet hun huis, waarna ze bij een ander meisje uit Chibok ging wonen. Toen hij zich realiseerde dat ze niet terug zou komen, scheidde hij van haar.
Ze trouwde al snel met een andere Boko Haram-strijder, Mohamed Musa, een lasser die wapens maakte. Ze kregen drie kinderen. Hoewel ze nog steeds een gijzelaar was van de moorddadige leider van Boko Haram, Abubakar Shekau, en zijn handlangers, kreeg ze alles wat ze nodig hadden, werd ze omringd door mensen ‘die om elkaar gaven als een familie’, en, zegt ze zelf, was ze gelukkig.
De Chibok Girls werden veel beter behandeld dan andere slachtoffers van ontvoeringen, zeiden ook andere ontsnapten.
Haar man zei vorige week in een interview dat Dauda weigerde zich aan te sluiten bij de groep Chibok-meisjes die in 2017 na regeringsonderhandelingen werden bevrijd. ‘Er waren veel van hen die weigerden om naar huis te worden gebracht, simpelweg omdat ze bang waren dat hun familie hen zou dwingen te breken met de islam,’ aldus Musa, of dat ‘ze misschien gestigmatiseerd zouden worden’.
Kort gebed
Maar in de loop der jaren ging Dauda bijhouden welke vrienden uit Chibok waren omgekomen. Zestien tijdens luchtaanvallen en bomaanslagen. Twee tijdens een bevalling. Een als zelfmoordterrorist, gedwongen door Boko Haram. Een door ziekte en een door een slangenbeet. Het viel haar op dat vooral vrouwen en kinderen stierven tijdens de luchtaanvallen en ze vroeg zich af wanneer zij aan de beurt zou zijn.
En het leven werd moeilijker. Toen de leider van Boko Haram stierf en zijn machtige aftakking, Islamitische Staat West-Afrikaanse Provincie (ISWAP), de macht overnam in het Sambisa-woud, bevonden Dauda en haar man zich aan de verkeerde kant. Ze waren bang dat ze tot slaven zouden worden gemaakt. ’s Avonds laat spraken ze fluisterend over ontsnappen. Maar Dauda wilde sneller tot actie overgaan dan haar man. Hij stond niet toe dat ze de kinderen zou meenemen en zei dat hij haar later samen met hen achterna zou komen.
Op een nacht, om drie uur, maakte ze een klein pakketje eten, keek naar de gezichten van haar slapende dochters en zei een kort gebed voor hun bescherming. Stiekem verliet ze hun huis. Ze wachtte onder een boom en keek of niemand haar gezien had. Daarna liep ze dagenlang door de rimboe, van dorp naar dorp, vertelde de mensen dat ze op weg was om vrienden te bezoeken en vertrok altijd tijdens het ochtendgebed, het moment waarop de mannen in de moskee waren en haar niet zagen weggaan.
Onderweg ontmoette ze andere vluchtende vrouwen en afgelopen mei gaven ze zich samen over aan de militairen. Ze had op de radio gehoord dat de Chibok-meisjes een cause célèbre waren geworden, en ondervond dat nu in levenden lijve.
‘Is dit een Chibok-meisje?’ herinnert ze zich de verwondering van een soldaat toen hij haar identiteit te weten kwam. ‘We danken God.’
Het was zes jaar sinds de laatste onderhandelde vrijlating en veel families hadden de hoop opgegeven. Manasseh vertelt dat hij wanhopig werd toen drie regeringen er niet in slaagden om alle meisjes naar huis te brengen en de gesprekken met de families in de meeste gevallen stopzetten.
‘Praat me er niet van,’ zei hij. ‘Het is een gigantische misser van de overheid.’
‘Ik ben niet gehersenspoeld. Ik werd overtuigd door wat ik te horen kreeg’
Sinds Chibok zijn Nigeriaanse scholen een jachtterrein geworden voor ontvoerders van allerlei pluimage. In slechts een van de vele gevallen werden vorige maand tientallen – of mogelijk honderden – kinderen ontvoerd in de staat Kaduna, honderden kilometers verwijderd van het grondgebied dat wordt gecontroleerd door Boko Haram en zijn uitloper Islamitische Staat. Een paar dagen eerder werden honderden vrouwen en kinderen ontvoerd in het noordoosten, terwijl ze brandhout zochten.
Na haar overgave werd Dauda naar Maiduguri gebracht en ingeschreven in het rehabilitatieprogramma van de overheid voor begeleiding en deradicalisering. Een paar maanden later kreeg ze te horen dat haar man ontsnapt was met hun drie dochters en werden ze herenigd.
Ze vertelt dat ze ervan droomde om haar ouders weer te zien, ze vast te houden en hun warmte te voelen. Op een dag mocht ze met haar kinderen de overheidsinstelling verlaten om hen te bezoeken in hun dorp, Mbalala.
Ze omhelsde haar vader en moeder.
‘Zij huilde en ik huilde,’ vertelt Dauda.
Haar vader bood haar en haar man een verblijfplaats aan als ze christen zouden worden, zegt ze. Maar ze weigerde en zei dat ze uit vrije wil moslim was geworden en dat wilde blijven, ook al dachten veel mensen dat zij en andere ontsnapten het slachtoffer waren van de indoctrinatie van Boko Haram.
‘Ik ben niet gehersenspoeld,’ vertelt ze. ‘Ik werd overtuigd door wat ik te horen kreeg.’
Twee van haar dochters zijn vernoemd naar haar vrienden uit Chibok. Zannira, zeven, is vernoemd naar een meisje dat ontsnapte. De vijfjarige Sa’adatu naar iemand die nog steeds gevangenzit.
Onlangs, vertelt ze, kregen haar dochters van haar man een pop cadeau.
+ There are no comments
Add yours