De Moskee van Algiers, het grootste gebedshuis van heel Afrika en het op twee na grootste ter wereld, is een belangrijke hoeksteen in de Arabische religieuze politiek.
Tijdens een grootse ceremonie arriveerde de Algerijnse president Abdelmadjid Tebboune in Oost-Algiers. De colonne auto’s kronkelde door de heuvelachtige hoofdstad en kwam voor de Grote Moskee van Algiers tot stilstand. Tebboune stapte uit met een kachabia (een traditionele overjas van kamelenhaar, gedragen op het Algerijnse platteland) om zijn schouders gedrapeerd en onthulde voor het oog van talloze goedgekeurde televisiecamera’s een zwarte gedenkplaat met gouden inscriptie ter inwijding van het monumentale gebedshuis.
Het is vast en zeker geen toeval dat de Grote Moskee uitgerekend in een verkiezingsjaar eindelijk in gebruik is genomen als gebedshuis. Het religieuze megaproject werd vijf jaar geleden al voltooid; het moest destijds dienen als hoeksteen van de verkiezingscampagne van oud-president Abdelaziz Bouteflika, voordat deze door de democratiseringsbeweging Hirak gedwongen werd om op te stappen. Toch zijn er nog altijd Algerijnen die de Grote Moskee ‘Bouteflika’s Moskee’ noemen. Het is het grootste gebedshuis van heel Afrika en het op twee na grootste ter wereld, na de twee heiligste moskeeën in Mekka en Medina. De bouw kostte een slordige 960 miljoen dollar en het gebouw biedt plaats aan 120.000 gelovigen. De 265 meter hoge minaret kijkt uit over de Baai van Algiers en domineert de skyline van de stad.
Hoogtepunt
In de Maghreb zijn dit soort monumentale bouwwerken vaak bedoeld om de herinnering aan narcistische leiders levend te houden. De Tunesische oud-president Zine al-Abidine Ben Ali liet in 2003 de El-Abidine-moskee in Tunis verrijzen (na de Arabische Lente officieel omgedoopt tot de Malik Ibn Anas-moskee). In Casablanca drukte Koning Hassan II zijn stempel op de kustlijn met een naar hem vernoemde moskee, het grootste gebedshuis van het continent voordat deze door de Grote Moskee van de eerste plek werd verstoten. Onder de huidige heerser, koning Mohammed VI, heeft Marokko ‘moskeediplomatie’ aangewend om zijn invloedssfeer te vergroten en de culturele banden met Centraal- en West-Afrika aan te halen. Deze strategie gaat terug tot 1964, toen Hassan II de Grote Moskee van Dakar aan Senegal schonk. In de jaren tachtig kregen Gabon en Mauritanië ieder hun eigen Hassan II-moskee, de moskee van Nouakchott werd zelfs voorzien van een Marokkaans cultureel centrum.
Tijdens de ramadan dit jaar bereikte de diplomatie een hoogtepunt: vlak na elkaar werden er twee Mohammed II-moskeeën geopend, een op 29 maart in Conakry, de hoofdstad van Guinee, en de ander op 5 april in de Ivoriaanse hoofdstad Abidjan. De Guinese president Bah Oury, die de grootse opening namens generaal Mamady Doumbouya bijwoonde, verklaarde: ‘Dit is niet de eerste keer dat Marokko, op initiatief van de koning, ons land steunt met infrastructurele projecten, donaties of culturele activiteiten die de aloude banden tussen dat deel van Noord-Afrika en dit deel van West-Afrika versterken.’ De gloednieuwe bouwwerken, volledig gefinancierd door Marokko, zijn uitgerust met tal van voorzieningen, waaronder winkelcentra en bibliotheken. De gevels zijn versierd met Marokkaanse ornamenten, het traditionele handwerk van ambachtslieden, ‘vanuit het koninklijke streven om het West-Afrikaanse landschap te verrijken met de Marokkaanse cultuur en beschaving’, aldus Bah Oury.
Deze religieuze diplomatie gaat verder dan de bouw van moskeeën, ze omvat ook initiatieven als het Mohammed VI Instituut voor de Opleiding van imams, dat een gematigde interpretatie van de islam voorstaat. Jaarlijks worden er zevenhonderd tot duizend studenten uit Afrika, de Arabische wereld en Europa opgeleid. Met sommige landen, waaronder Senegal, is overeengekomen dat al hun imams alleen aan dit instituut worden opgeleid. De Marokkaanse autoriteiten zeggen dat ze met deze religieuze investeringen de banden tussen Marokko en zijn Afrikaanse partners willen verstevigen, maar het valt niet te ontkennen dat het koninkrijk haar soft power ook gebruikt om extremisme te beteugelen door een ‘tamme’ en ‘regeringsvriendelijke’ versie van de religie te exporteren naar West-Afrikaanse landen met een moslimmeerderheid.
In Algerije hebben ‘zawiyahs’ een verreikende invloed, vooral op het platteland
Waar de Marokkaanse religieuze diplomatie deel uitmaakt van het buitenlandse beleid, is die van Algerije weliswaar net zo politiek, maar meer naar binnen gericht. Het is dan ook geen toeval dat de Algerijnse autoriteiten Mohamed Mamoune El Kacimi El Hassani aan het hoofd van de Grote Moskee van Algiers hebben gesteld. De tachtigjarige, die eerder het befaamde Zawiyet El Hamel in Bou Saâda leidde, werd daarmee in één klap het gezicht van de Algerijnse islam. In Algerije hebben ‘zawiyahs’ [soefi-ordes of soeficentra die dienen als gebeds- of ontmoetingsplaats, school, klooster of mausoleum] een verreikende invloed, vooral op het platteland. Ze ontvangen regelmatig donaties van bezoekers, die er rituelen uitvoeren en de lokale soefi-heilige eren.
Vanwege hun grote invloed werden talloze zawiyahs tijdens de Franse overheersing gesloten, wat ertoe bijdraagt dat veel politici geloven dat ze deel uitmaken van het nationale weefsel van het land, en ze blijven ook fungeren als moreel kompas. Aan sommige zawiyahs zijn zowel buitenlandse als Algerijnse studenten verbonden, zodat hun invloed tot over de grenzen reikt. ‘Sommige soefi-ordes hebben buitenlandse vertakkingen, met name in de Maghreb en de Sahel,’ vertelt een Algerijnse onderzoeker die anoniem wenst te blijven. ‘Deze netwerken kunnen gebruikt worden om spirituele kennis door te geven, banden tussen gemeenschappen aan te knopen en culturele en religieuze uitwisselingen te bevorderen. Soms fungeren de zawiyahs als centra van informele politieke macht.’
Verkiezingen
Het wordt algemeen aangenomen dat de steun van invloedrijke zawiyahs de kansen van een presidentskandidaat vergroot. Zo vond de aftrap van Tebbounes campagne in 2019 plaats met een bezoek aan de zawiyah van sjeik Belkebir in Adrar, in het zuidwesten van Algerije. Hij was de derde presidentskandidaat die een soeficentrum bezocht, wat aanleiding was voor de Nationale Onafhankelijke Verkiezingscommissie (ANIE) om alle kandidaten erop te wijzen dat het verboden was om gebedshuizen voor verkiezingscampagnes te gebruiken. Desondanks sprak de Nationale Unie van Zawiyahs een maand voor de verkiezingen haar steun uit aan Tebboune. Eerder had de vereniging oud-president Bouteflika gesteund. ‘Presidentskandidaten bezoeken een zawiyah om een soort zegen te ontvangen. Ze willen zich verzekeren van de steun van grote delen van de samenleving die de oren naar hun zawiyah-leiders laten hangen,’ zegt de Algerijnse onderzoeker.
Als tegenprestatie riep Tebboune 15 september uit als nationale imamdag. Op die dag, in het jaar 2000, overleed sjeik Sidi Mohamed Belkebir, de leider van de zawiyah die Tebboune tijdens zijn campagne bezocht. Hoewel Tebboune zijn kandidatuur voor de vervroegde presidentsverkiezingen van september 2024 nog niet officieel heeft aangekondigd, is het zeer waarschijnlijk dat elke kandidaat die meedoet aan de presidentsverkiezingen op een gegeven moment zal proberen zawiyahs te bezoeken en de politiek van religie te benutten.
+ There are no comments
Add yours