De VS zagen modulaire constructie ooit als een efficiënte manier om veel woningen op grote schaal te bouwen, maar Zweden pakte het idee op en bracht het in de praktijk.
Als architect weet Ivan Rupnik wel wat de oplossing is voor het Amerikaanse tekort aan betaalbare woningen: meer huizen bouwen. Vandaag nog mee beginnen. Maar de manier waarop in de Verenigde Staten huizen worden gebouwd zit die snelheid flink in de weg.
Jaren geleden wees Rupniks Kroatische oma, zelf ook architect, hem op een interessante oplossing voor dit vraagstuk: modulaire huizenbouw, zoals die in de jaren vijftig en zestig in Europa werd toegepast. Rupnik was onder de indruk: die geprefabriceerde huizenblokken, en dan vooral de appartementencomplexen uit de Sovjettijd, waren vaak lelijk en ontzettend eentonig, maar er werden op die manier wel in no time miljoenen woningen uit de grond gestampt.
Geïntrigeerd door dit fenomeen begon Rupnik voor zijn promotietraject onderzoek te doen naar modulaire huizenbouw. Hij stuitte op een oud krantenartikel waarin iets verrassend werd vermeld: bij een woningbouwproject genaamd Operation Breakthrough waren van 1971 tot 1973 bijna drieduizend woningen industrieel gebouwd – in de Verenigde Staten nog wel. Hoe kon het dat hij hier nog nooit van had gehoord?
Omdat hij er verder nergens informatie over kon vinden, wendde Rupnik zich tot het ministerie van Volkshuisvesting en Stedelijke Ontwikkeling, dat het programma ooit had opgezet. In 1969, toen Operation Breakthrough werd aangekondigd, bestond dit ministerie nog maar vier jaar en was betaalbare woonruimte nog een thema voor zowel Republikeinen als Democraten. De man achter het plan, voormalig Republikeins gouverneur George Romney (de vader van Mitt) presenteerde het als een beginnersles economie: als je het woningaanbod snel laat groeien, gaat de prijs snel omlaag. Romney zei dat er binnen tien jaar 26 miljoen huizen gebouwd moesten worden, bijna drie keer zoveel als in de tien jaar ervoor. De enige manier om dat voor elkaar te krijgen, zei hij, was door het bouwproces te industrialiseren.
Productiviteit
Waar bijna elke andere sector sinds 1968 productiever is geworden, is de productiviteit in de huizenbouw – de hoeveelheid werk die één arbeider in één uur uitvoert – met 50 procent afgenomen. Volgens [financieel dienstverlener] Freddie Mac wordt er in de VS amper genoeg gebouwd om het bestaande tekort van zo’n vier miljoen woningen niet nog verder te laten oplopen. En dat terwijl er in de komende jaren door bevolkingsgroei, klimaatverandering en het natuurlijke verval van de bestaande woningvoorraad alleen maar meer huizen nodig zullen zijn.
Het tekort aan woningen was in 1969 al een probleem. Romney zag in dat bedrijven vanwege lokale bouwverordeningen en bestemmingsplannen niet in staat waren om op te schalen. Het idee achter Operation Breakthrough was daarom om de enorme koopkracht van de federale overheid in te zetten om een grote afzetmarkt te garanderen, en in de tussentijd de wettelijke obstakels voor industrialisatie in kaart te brengen en aan te pakken.
Verdeeld over het land werden negen locaties geselecteerd. Maar in 1976 besloot het Congres dat het programma te veel geld kostte en dat proefprojecten niet de taak van het ministerie waren. Nog geen tien jaar na de aankondiging kwam er alweer een einde aan Operation Breakthrough.
Toen Rupnik zich wat verder in verdiepte, stond hij ervan versteld wat het programma allemaal voor elkaar had gekregen. Wat hem betrof had het experiment iets heel belangrijks laten zien: als je eenduidige nationale bouwvoorschriften invoert, speelt de sector daar vanzelf op in. Met andere woorden: de obstakels die snelle woningbouw in de weg stonden waren niet technisch, maar institutioneel van aard.
Waar Operation Breakthrough in de VS maar weinig effect had, wist deze andere landen ingrijpend te beïnvloeden. Japan stuurde een delegatie die de bouwlocaties bezocht en de verslagen bestudeerde. Tegenwoordig is bijna de hele bouw in Japan geïndustrialiseerd en heeft 15 procent van de huizen een prefab stalen frame. In Zweden vindt 45 procent van de bouw industrieel plaats; hoge gebouwen worden er bovendien vaak gemaakt van hout, het favoriete bouwmateriaal in de VS, en ook het milieuvriendelijkste.
‘De Zweedse regelgeving is een stimulans voor innovatieve oplossingen en leidt tot minder verspilling’
Het opvallendste verschil tussen de VS en Zweden zit hem in de regelgeving. Amerikaanse bouwvoorschriften proberen gebouwen veilig te maken door precies voor te schrijven welke materialen er moeten worden gebruikt, en hoe (normatieve regels). In Zweden doet de overheid dat door doelstellingen te bepalen en de manier om die te bereiken aan de bouwende partij over te laten (prestatieregels). Zo schrijven Amerikaanse bouwrichtlijnen bijvoorbeeld voor hoe dik brandwerende gipsplaten moeten zijn, hoeveel lagen ervan nodig zijn en met hoeveel schroeven ze bevestigd moeten worden. De Zweedse wetgeving daarentegen vereist dat een muur bijvoorbeeld twee uur lang brandwerend moet zijn, en laat het vervolgens aan bouwkundigen en fabrikanten over om uit te zoeken hoe ze dat voor elkaar krijgen. De taak van de toezichthouder is om het werk van de bouwkundig ingenieur te controleren.
Het resultaat is in beide gevallen een brandwerende muur en een veilige manier van bouwen, maar in de VS moet aan elk woonhuis een vergunning worden verleend. Tijdens de bouw moet het werk vaak worden stilgelegd, omdat inspecteurs op gezette tijden langskomen voor inspectie. Dat draagt bij aan een algehele vertraging die zo’n beetje iedereen frustreert, behalve de kredietverstrekker, die rente ontvangt over de financiering. De Zweedse regels leiden tot meer werk aan de voorkant, waarbij de aannemer moet laten zien dat zijn manier van werken deugt, maar fabrieksprocessen die aan de prestatieregels voldoen kunnen worden gecertificeerd. Dat is een stimulans voor innovatieve oplossingen en leidt tot minder verspilling.
Bij huizen die vooraf in de fabriek worden gebouwd blijven aanpassingen tot een minimum beperkt, aangezien klanten doorgaans een keuze maken uit standaard raamwerken en ze na een bepaald moment geen wijzigingen meer kunnen doorgeven. Het voordeel van fabrieksbouw is kwaliteitscontrole en snelheid. De echte winst, voor de lange termijn, ontstaat door het verder stroomlijnen van het constructieproces en door snelle levering. Het gaat niet om het goedkoopste product, maar om de goedkoopste oplossing.
Uitdagingen
De bouwsector is goed voor 40 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. In Zweden is dat echter maar 20 procent, omdat er zo veel met hout wordt gebouwd, een materiaal dat in overvloed in het land aanwezig is. CO2 wordt opgeslagen in de gekapte bomen en in bomen die ter vervanging worden geplant. Als bouwmateriaal mag hout dan wat duurder zijn, ermee bouwen bespaart energie en tijd. Daardoor kunnen ontwikkelaars bouwleningen sneller afbetalen en woningen sneller verhuren.
Hoewel de voordelen van modulair bouwen glashelder voor Rupnik glashelder zijn, zijn Amerikaanse pogingen om op deze manier te bouwen tot nog toe moeilijk van de grond gekomen.
Wat in de VS uiteindelijk de doorslag zou kunnen geven om toch industrieel te gaan bouwen, is een tekort aan geschoolde arbeidskrachten. Daar is momenteel al sprake van als het gaat om het bouwen van dakspanten, de houten frames waar een dak op steunt. Daarvoor moeten heel nauwkeurig hoeken worden gezaagd, en dat is een vaardigheid waar niet veel bouwvakkers over beschikken; daarom worden deze constructies tegenwoordig veelal in de fabriek gemaakt.
En het arbeidstekort dreigt alleen maar erger te worden. In de klassieke bouw werken bouwvakkers bij weer en wind en op onregelmatige tijden; bovendien is er veel fysieke kracht voor nodig. In een fabriek is dat doorgaans allemaal niet het geval. Een interessante statistiek: in de VS bestaat nog geen 15 procent van de bouwvakkers uit vrouwen; bij Lindbäcks is dat ruim 30 procent.
Productiviteit betekent sneller meer vaste woningen voor meer mensen. Die snelheid zorgt misschien wel voor de grootste besparing op de lange termijn; je voorkomt ermee dat mensen op straat belanden door ze veiligheid, een gemeenschap en een vaste school te bieden.
ls er vijftig jaar geleden iets meer aandacht aan was besteed, dan had de huizenmarkt in de VS er nu heel anders uitgezien
Bij industrieel bouwen is snelheid de manier om tot betaalbaarheid te komen. De besparing op arbeid en materiaal is weliswaar gering, maar als je in relatief korte tijd veel meer units oplevert, gaat de marktprijs van al die units omlaag. Dat was het doel van Operation Breakthrough, en dat is ook de belangrijkste boodschap van MOD X, het mede door Rupnik opgezette bedrijf dat geïndustrialiseerd bouwen wil bevorderen.
Rupniks bedrijf bereidt zich voor op het analyseren van de wettelijke obstakels voor modulaire bouw in zes pilotregio’s. Hij staat ervan versteld hoe goed de ideeën die aan Operation Breakthrough ten grondslag lagen nog steeds standhouden. Maar het frustreert hem ook. Als er vijftig jaar geleden iets meer aandacht aan was besteed, dan had de huizenmarkt in de Verenigde Staten er nu wellicht heel anders uitgezien. Dan zouden architecten misschien wel meer van die mooie prefabhuizen ontwerpen. Dan zouden normatieve regels die innovatie in de weg staan misschien allang zijn aangepast. En dan zou het misschien niet zo moeilijk zijn om een betaalbare woning te vinden. Goedkopere huizen zijn minder rendabel en daar zijn mensen met lagere inkomens dus de dupe van.
De enige manier om vooruitgang te boeken, meent Rupnik, is terugkeren naar de ambitie van Operation Breakthrough en vol inzetten op de kracht van industrialisatie. ‘Een andere keuze is er niet.’