Landen zetten babybonussen, gesubsidieerde kinderopvang en ouderschapsverlof in om het snel dalende vruchtbaarheidscijfer weer omhoog te krijgen – grotendeels zonder resultaat. Hoe overtuig je mensen om meer kinderen te krijgen?
Sophia en haar partner aarzelen al vijf jaar over het krijgen van kinderen. Ze maken zich zorgen over de impact van de mensheid op de biodiversiteit en de klimaatverandering en over wat de toekomst voor ons in petto heeft.
‘Het gaat ons om twee dingen,’ zegt Sophia, een communicatiespecialist die liever niet haar volledige naam geeft. ‘Aan de ene kant: in hoeverre draagt een kind bij aan de mondiale [klimaat]crisis? Daarnaast gaat het erom hoe haar of zijn leven eruit zou komen te zien. Het verlies van de biodiversiteit raakt me diep. Ik denk veel na over de toekomst en dus ook over de toekomst van mijn kind.’
De angst voor klimaatverandering maakt dat stellen minder kinderen krijgen. Ongeveer een op de vijf vrouwelijke klimaatwetenschappers geeft aan door de klimaatcrisis geen of minder kinderen te willen.
Simpelweg onvoldoende
Het klimaat is niet de enige reden voor wat door regeringen en kranten een baby-, bevolkings-, vruchtbaarheids-, vergrijzings-, demografische of economische crisis wordt genoemd. Ook de kosten van levensonderhoud, huisvestingsproblemen en een gebrek aan kansen spelen een rol. Het resultaat is dat overheden over de hele wereld bezorgd zijn dat vrouwen simpelweg onvoldoende baby’s krijgen.
Volgens Elon Musk vormen dalende geboortecijfers een groter risico voor de beschaving dan de opwarming van de aarde. Er bestaat dan ook een groeiende beweging van zogeheten pronatalisten, die ‘veel kinderen’ willen krijgen om de wereld te redden.
Het is vrij duidelijk dat vrouwen die beter opgeleid en geëmancipeerder zijn en een betere toegang hebben tot anticonceptie, minder kinderen krijgen. Wat nog onbekend is, is hoe je ze kunt overtuigen om er meer te krijgen. Goedkopere kinderopvang? Flexibelere werkplekken? Meer hulp van de mannen? Betaalbare woningen? Meer optimisme over de toekomst?
Het rapport stelt dat ‘vrouwen tegenwoordig gemiddeld één kind minder krijgen dan rond 1990’
Statistieken tonen aan dat de meeste landen inmiddels onder het vervangingspercentage zitten. Dat bedraagt 2,1 kind per vrouw; genoeg om de bestaande bevolking te vervangen, met een kleine buffer.
Vijf decennia geleden leidde het boek The Population Bomb van Paul Ehrlich en Anne H. Ehrlich tot mondiale angst voor ‘massale hongersnood’ op een ‘stervende planeet’ als gevolg van overbevolking. Nu waarschuwen experts dat de vruchtbaarheidscrisis zorgt voor een afname van het aantal jongeren dat een toenemende vergrijzende bevolking moet ondersteunen, en gooien paniekerige regeringen over de hele wereld hier geld tegenaan.
In maart veroorzaakte een artikel in The Lancet een nieuwe golf van krantenkoppen die waarschuwden voor catastrofes. Een grootschalig onderzoek naar vruchtbaarheid, uitgevoerd in 205 landen in de periode 1950-2021, van het Institute for Health Metrics and Evaluation (IHME) van de Universiteit van Washington, stelde vast dat de wereld een ‘toekomst met lage vruchtbaarheid’ te wachten staat.
Volgens het IHME-onderzoek zal in 2050 meer dan driekwart van de landen onder het vervangingspercentage zitten. In 2100 zal dit 97 procent zijn. De enige landen die tegen die tijd naar verwachting een percentage van meer dan 2,1 zullen hebben zijn Samoa, Somalië, Tonga, Niger, Tsjaad en Tadzjikistan.
Pronatalistisch beleid
Plaatsen met lage inkomens en hogere vruchtbaarheidscijfers – zoals Afrika ten zuiden van de Sahara, waar tegen 2100 naar verwachting ruim de helft van de geboorten zullen plaatsvinden – hebben behoefte aan betere toegang tot voorbehoedsmiddelen en onderwijs voor vrouwen, aldus de onderzoekers. Landen met lage vruchtbaarheid en hogere inkomens, zoals Zuid-Korea en Japan, hebben behoefte aan vrije immigratie en beleid om ouders te ondersteunen.
In het onderzoek werd ook gekeken naar het bestaande beleid om het krijgen van kinderen te bevorderen, zoals gratis kinderopvang, beter ouderschapsverlof, financiële prikkels en arbeidsrechten. Maar de bevindingen suggereren dat zelfs dit soort beleid de vruchtbaarheidscijfers niet omhoog krijgt tot het vervangingsniveau. Wel ‘kunnen [deze maatregelen] voorkomen dat sommige landen naar een extreem laag vruchtbaarheidsniveau zakken’.
Volgens Natalia V. Bhattacharjee, medeauteur van het onderzoek, zullen de trends ‘de wereldeconomie en het internationale machtsevenwicht volledig (…) hervormen en een reorganisatie van samenlevingen noodzakelijk maken’. Bhattacharjee waarschuwt ook dat sommige landen zouden kunnen proberen ‘drastischere maatregelen te rechtvaardigen’ om het recht op abortus te beperken.
Ondertussen worden in Taiwan, waar het vruchtbaarheidscijfer inmiddels is gedaald tot 0,86, scholen gesloten. In Japan, waar het vruchtbaarheidscijfer 1,21 bedraagt, overtreft de verkoop van incontinentieproducten voor volwassenen inmiddels de verkoop van luiers. In Griekenland, waar het vruchtbaarheidscijfer 1,26 bedraagt, is in sommige dorpen al jaren geen kind meer geboren en worden mensen aangespoord om zes dagen per week te werken. En in Zuid-Korea, met vruchtbaarheidscijfer 0,72, zal de bevolking naar verwachting tegen 2100 zijn gehalveerd. Het vruchtbaarheidscijfer in Australië bereikte in 1961 een piek van 3,5. In 1975 – niet lang nadat de belasting op de anticonceptiepil was afgeschaft – was het gedaald tot het vervangingsniveau (2,1), en nu staat het op 1,6.
Zelfs Scandinavische landen, met hun focus op gendergelijkheid en ouderschapsverlof, ervaren een afnemende vruchtbaarheid
Die dip in de jaren zeventig was te danken aan de pil, zegt Liz Allen, demograaf en docent aan het Centre for Social Research and Methods van de Australian National University, maar ook aan andere grote maatschappelijke veranderingen rond gendergelijkheid, waarbij vrouwen steeds beter opgeleid werden, steeds meer gingen werken en het makkelijker werd om te scheiden.
Er zijn mensen die besluiten dat ze geen kinderen willen. Er zijn vrouwen die het krijgen van kinderen uitstellen en uiteindelijk, omdat hun vruchtbaarheid afneemt, minder kinderen krijgen. En in Australië en andere ontwikkelde landen is er veel minder sprake van tienerzwangerschappen, wat over het algemeen als een goede zaak wordt beschouwd, maar eveneens bijdraagt aan een lager vruchtbaarheidscijfer.
Regeringen in de hele OESO – en in toenemende mate ook in de ontwikkelingslanden – proberen op allerlei manieren de vruchtbaarheid te bevorderen.
De meeste landen met een lage vruchtbaarheid kennen een vorm van zwangerschapsverlof. Vele hebben gesubsidieerde kinderopvang en een of andere vorm van kinderbijslag, en iets meer dan de helft van de landen heeft flexibele werkuren of belastingvoordelen voor gezinnen met kinderen, aldus de Verenigde Naties. Maar zelfs de Scandinavische landen, met hun focus op gendergelijkheid, ouderschapsverlof en sociale diensten, ervaren een afnemende vruchtbaarheid.
In China is de ‘eenkindpolitiek’ veranderd in een ‘driekindbeleid’, in combinatie met betere gezondheidszorg voor moeders en verminderde toegang tot abortus. Japanse politici proberen elkaar te overtreffen in hun pronatalistische beleid, met onder andere subsidies, gratis kinderopvang, betere werkzekerheid en steun voor vruchtbaarheidsbehandelingen. En de Zuid-Koreaanse regering heeft meer dan 200 miljard dollar uitgetrokken om gezinnen te ondersteunen bij het krijgen van kinderen.
Maar het werkt allemaal niet. De beste bedoelingen hebben niet zozeer geleid tot een babyboom als wel tot sporadische ‘babybumps’.
Succesvolgorde
Neem bijvoorbeeld de Australische babybonus, geïntroduceerd door de toenmalige minister van Financiën Peter Costello met de aansporing: ‘Eén voor mama, één voor papa, en één voor het land.’
De maatregel had enig effect, maar deskundigen beschrijven de stijging van de vruchtbaarheid meer als een kortstondige opleving. Dat heeft landen als Rusland, Griekenland en Italië er niet van weerhouden ook babybonussen in te voeren.
Jennifer Sciubba, een Amerikaanse demograaf, politicoloog en auteur van 8 Billion and Counting: How Sex, Death and Migration Shape Our World, sprak in de Ezra Klein-podcast over het complexe samenspel van factoren die van invloed zijn op onze kinderwens. Wie de ‘succesvolgorde’ wil aanhouden – eerst een opleiding, dan een goede baan, een huis en wat spaargeld – stelt het krijgen van kinderen uit. En hebben mensen eenmaal meer geld, dan verlangen ze ook naar andere dingen in hun leven, waar kinderen afbreuk aan kunnen doen: uit eten, op vakantie, een goede nachtrust.
Het hebben van meer dan twee kinderen kan onvoorstelbaar intensief, zwaar en duur lijken, zegt ze, maar het gaat nooit alleen om het geld. Hoe zit het met steun van de familie en de mensen in je omgeving? Religie? En logistieke zaken, zoals een nieuwe auto waar voldoende autostoeltjes in passen?
In Oost-Azië, aldus Sciubba, verspreidt zich [onder vrouwen] het idee dat ‘je niet langer hoeft te trouwen om een goed leven te leiden’. ‘Het huwelijk zou je zelfs kunnen verstikken vanwege de genderverhoudingen binnen de relatie,’ aldus Sciubba.
Ze vraagt zich af hoeveel de staat hier daadwerkelijk tegen kan doen. Zo is er ook nog de heersende cultuur; in Zuid-Korea bestaat bijvoorbeeld betaald vaderschapsverlof, maar daar wordt geen gebruik van gemaakt.
Hongarije heeft onder Viktor Orbán gratis ivf, belastingvoordelen en leningen tegen lage rente aangeboden aan gezinnen met kinderen, en hoewel het vruchtbaarheidscijfer wel omhoog is gegaan, zijn deze maatregelen ook een dekmantel voor nationalistische identiteitspolitiek en gaan ze gepaard met beperkingen op anticonceptie en abortus.
‘Je kunt individuele rechten wegnemen’ om de vruchtbaarheidscijfers te verhogen, zegt Sciubba. ‘Daar ben ik niet voor.’ Ze wijst op het voorbeeld van de Roemeense Nicolae Ceaușescu, de dictatoriale communistische leider die eind jaren zestig aan de macht kwam. Hij probeerde het vruchtbaarheidscijfer te verhogen door anticonceptie te verbieden, evenals abortus voor vrouwen onder de veertig met minder dan vier kinderen. Dit leidde ertoe dat vrouwen doodgingen aan een bevalling of abortus ‘in de achtertuin’ en de weeshuizen vol raakten met achtergelaten baby’s.
‘Je zag het aantal geboorten toenemen… zolang hij de druk erop hield. Daarna ging het weer omlaag,’ zegt Sciubba.
De drie belangrijkste factoren zijn de kosten, werkzekerheid en ‘iemand om van te houden’
Uit een onderzoek uit 2022, uitgevoerd door de Australian National University voor het bevolkingscentrum van de federale overheid, bleek dat financiële prikkels zoals de babybonus en het gezinsbelastingvoordeel een positief effect kunnen hebben op de vruchtbaarheid. ‘Maar dat effect is meestal klein, omdat deze subsidies slechts een klein deel van de totale directe kosten van kinderen dekken,’ aldus het rapport.
De babybonus lijkt het aantal geboorten tijdelijk met ongeveer twee procent te hebben verhoogd. Andere maatregelen, waaronder betere kinderopvang en beter ouderschapsverlof, kunnen allemaal wel iets uitrichten, maar lossen het probleem niet op. De drie belangrijkste factoren die verband houden met de beslissing om al dan niet kinderen te krijgen, zo bleek uit het ANU-onderzoek, zijn de kosten, werkzekerheid en ‘iemand om van te houden’.
Allen zegt dat er rond 2054 waarschijnlijk sprake zal zijn van een natuurlijke bevolkingsafname – meer sterfgevallen dan geboorten. Immigratie zal dus belangrijker worden dan ooit om tekorten op de arbeidsmarkt op te vullen en economische groei te stimuleren. Om huizen en wegen te bouwen. In Australië wordt immigratie gebruikt om het lage vruchtbaarheidscijfer te compenseren, maar erg soepel gaat beleid op dat gebied niet.
Poortwachters
Zonder oplossingen voorhanden, zegt Allen, vormt zich ook een ethisch probleem. Vrouwen wordt gevraagd om de kinderen te krijgen, voor de ouderen te zorgen, deel te nemen aan de arbeidsmarkt en het onbetaalde werk thuis te doen. En jongeren pikken dat niet langer, zegt ze.
Allen vertelt dat vrouwen in Australië al ten tijde van de kolonisatie onder druk werden gezet om de last van de demografische ‘crisis’ te dragen. Deze strategie maakte deel uit van het verdrijven van de oorspronkelijke bevolking en het creëren van een Europese buitenpost, zegt ze: ervoor zorgen dat de ‘juiste vrouwen’ zich voortplantten.
‘In de loop der tijd hebben we varianten van dezelfde aansporing gezien. Denk aan leuzen als “voortplanten of vergaan” (“populate or perish”), “Ga liggen en denk aan Engeland”, “Eén voor mama, één voor papa en één voor het land”, “De juiste vrouwen krijgen niet genoeg baby’s, de verkeerde vrouwen krijgen er te veel”,’ zegt Allen.
‘De schuld wordt bij vrouwen gelegd; ze worden gezien als hedonistisch en egoïstisch als ze geen kinderen krijgen.’
Ze wijst op een onderzoek uit 1944 naar de Australische geboortecijfers, waarin vrouwen voor het eerst hun zegje mochten doen. Als reactie op (de zoveelste) oproep aan vrouwen om zich voort te planten of te vergaan, uitte een vrouw haar frustratie over de last die op haar schouders werd gelegd. ‘Jullie mannen kunnen vanuit je luie stoel dit soort uitspraken doen,’ zei ze. ‘Nou, ik heb me voortgeplant én ben vergaan, in de kou.’
Sophia is nu zwanger, in de beginfase. Dat is de reden dat ze niet haar volledige naam wil gebruiken. ‘Ik was er vrij zeker van dat ik geen kinderen wilde. Daarbij speelde levensstijl een grote rol. Het verandert je leven als je verantwoordelijk bent voor een ander mens. Uiteindelijk was het een zeer egoïstische beslissing… daar kom ik voor uit. Ik wilde die extra diepgang in mijn leven. Maar het was geen makkelijke beslissing voor mijn partner en mij… het was nogal een bevalling, pun intended. Uiteindelijk besloten we dat dit was wat we wilden in ons leven.’