Hedendaagse reguliere economen laten zien dat het hun aan de middelen ontbreekt om de inflatie terug te dringen en de economie te genezen. Daarmee doen ze verdacht veel denken aan premoderne chirurgijns die de oorzaak van alle ziekten in lichaamssappen zochten.
Toen de toonaangevende Amerikaanse media afgelopen maand met inschattingen kwamen over de quasi-inflatie in de periode 2021-22, was de prognose gunstig: de koorts was afgenomen en misschien zelfs al verdwenen. De laatste berichten over de persoonlijke consumptieve bestedingen waren jubelend. Als deze trend aanhield, schreef Jeanna Smialek van The New York Times, ‘zou dit succes waarschijnlijk de belangrijkste nalatenschap worden van Fed-voorzitter Jerome Powell’.
Smialeks artikel illustreert de aanbidding van de Fed, de Amerikaanse centrale bank. De twee economen die ze citeert, een voormalige Fed-medewerker en een bankier, aarzelen niet om Powell en zijn collega’s alle lof toe te zwaaien. ‘De Fed slaat een verdomd goed figuur,’ zegt de een. ‘Ze hebben het er prima van afgebracht,’ zegt de ander. Toch zullen sommige lezers twijfels hebben, omdat we, zoals Smialek opmerkt, ‘een resultaat zien dat de economen van de Fed zelf zes maanden geleden nog voor onmogelijk hielden’.
Wat moeten we hiervan denken? Mede door de acties van de Fed zijn consumenten er vermoedelijk van weerhouden hun verwachtingen bij te stellen. Maar niet één van de deskundigen, ook de beleidsmakers niet, deelde of voorzag het inflatieoptimisme dat nu aan de consument wordt toegeschreven. Al hun ramingen en modellen kwamen bedrogen uit.
Smialek geeft toe dat ook andere factoren een rol speelden en merkt op dat ‘hogere rentetarieven de productieketens niet hebben hersteld’. Ze had nog verder kunnen gaan door haar lezers erop te wijzen dat de inflatie piekte in juni 2022, nog maar drie maanden nadat de Fed was begonnen met het verhogen van de rentetarieven. Op dat moment was de beleidsrente van de Fed nog maar met 75 basispunten gestegen en wist niemand nog hoeveel meer dat zou kunnen worden. Er is zelfs geen bewijs dat het monetair beleid ook maar enige significante invloed heeft gehad op de prijsontwikkeling, zeker niet vóór het keerpunt in juni 2022, maar daarna evenmin.
Lichaamssappen
In de moderne geneeskunde leidt een specifieke diagnose gewoonlijk tot een specifieke behandeling. Maar in de moderne economie is dat niet het geval. Juist het ontbreken van een ordelijke aanpak gedurende de recente periode doet denken aan een middeleeuwse benadering van de geneeskunde, volgens welke alle ziekten werden veroorzaakt door een onbalans tussen de vier ‘lichaamssappen’. En net als in de premoderne geneeskunde is de behandeling altijd eender, ongeacht de aard van de onbalans. Middeleeuwse dokters tapten bloed af, moderne centrale bankiers verhogen rentetarieven. In beide gevallen is precies hetzelfde aan de hand, aangezien de manier van denken onveranderd is gebleven.
In de reguliere hedendaagse macro-economie zijn bloed, slijm, gele gal en zwarte gal vervangen door geld, overheidsbestedingen, banen en verwachtingen. Waar de weinige nog resterende monetaristen de oorzaak leggen bij het bijdrukken van geld, richten fiscalisten zich op begrotingstekorten. Dan zijn er nog de adepten van de Phillipscurve, die een gevaar zien in een laag werkloosheidscijfer. De gaten die de voorgaande drie laten vallen worden afgedekt door verwachtingstheorieën.
Neem Lawrence H. Summers, de Harvard-hoogleraar en voormalige Amerikaanse minister van Financiën, die door Financial Times terecht wordt beschreven als een van de ‘invloedrijkste economen van onze tijd’. Vanaf begin 2021 was hij ook Amerika’s belangrijkste ‘inflatiehavik’, die een hoge en aanhoudende inflatie voorspelde en aandrong op een sterke verhoging van de rentetarieven.
De analyses van Summers kwamen op twee punten neer: de arbeidsmarkt was overspannen en de fiscale stimuleringsmaatregelen – covidcompensatie, uitgaven aan infrastructuur, investeringsstimulansen – waren te ingrijpend. De eerste zorg werd ingegeven door de Phillipscurve, een overblijfsel uit de jaren zestig van de vorige eeuw; de tweede door de ervaring tijdens de oorlog in Vietnam, die van dezelfde periode dateert. Een recent interview met Summers in Financial Times verraadt dat zijn diagnostische instrumenten maar weinig zijn doorontwikkeld sinds zijn puberjaren. Hoewel hij erkent dat ‘het beslist geen gloriedagen zijn geweest voor de Phillipscurve’, voegt hij er haastig aan toe: ‘Maar ik weet niet of wij wel over een bevredigende alternatieve theorie beschikken.’
Als we ervan uitgaan dat hij met ‘wij’ reguliere economen bedoelt, heeft Summers gelijk. Hij doet het monetarisme van Milton Friedman af als iets wat alleen van toepassing is op ‘extreme’ gevallen als Argentinië, en tegenover verwachtingen staat hij ambivalent. Volgens de verwachtingstheorie, merkt hij op, ‘wordt inflatie bepaald door inflatieverwachtingen, en worden inflatieverwachtingen bepaald door mensen die inflatieverwachtingen wekken’. Op grond van deze cirkelredenering stelt Summers vast dat ‘de inflatietheorie in buitengewoon zwaar water verkeert’.
Alleen is dat niet het geval. Er was, en is, een andere visie, verkondigd door economen – onder wie ikzelf – die ervan uitgaan dat inflatie een tijdelijk verschijnsel is. Summers erkent ons bestaan en geeft zelfs toe dat we tot dusver gelijk hebben gehad. Maar hij kan het niet over zijn hart verkrijgen op onze argumenten in te gaan. In plaats daarvan beweert hij: ‘Als degenen die inflatie een tijdelijk verschijnsel noemen gelijk hebben, zal de reden daarvoor ironisch genoeg zijn dat hun beleidsadvies níét is overgenomen. Het zal komen door krachtig ingrijpen van de Fed.’ Hier zien we de laatmiddeleeuwse instelling in volle glorie. De adviseurs staan voor een raadsel en de sjamaan is blind, maar aan diens magische krachten mag niet worden getornd.
Stap te ver
Op 18 december 2023 schreven Rachel Siegel en Jeff Stein van The Washington Post dat ‘de economie er eind dit jaar opmerkelijk veel beter voor staat dan enige reguliere econoom had durven voorspellen’. De term ‘regulier’ herinnert ons eraan dat er wel degelijk een alternatief soort bestaat, waarvan de voorspellingen in dit geval accurater waren. De verslaggevers van de Post lichten de tijdelijke factoren toe die de quasi-inflatie van 2021-22 aanjoegen: stijgende energieprijzen, verstoring van de productieketens, huisvesting. En daarna wagen ze zich nog een stap dichter bij de verboden grens. Hoewel ze onverminderd lovend zijn over de Fed, wijzen ze ook op stappen die de regering-Biden heeft genomen om deze specifieke problemen aan te pakken.
Dit klopt maar half. Het beleid van het Witte Huis, inclusief de verkoop van de strategische olievoorraad en de druk op havens om vierentwintig uur per dag open te blijven, speelde inderdaad een belangrijke rol. Datzelfde geldt voor marktwerking en het simpele verstrijken van de tijd. Maar Fed-beleid had er niets mee te maken.
Zoiets erkennen zou natuurlijk een stap te ver zijn. Het zou betekenen dat de economie het stadium van aderlatingen en bezweringsformules achter zich heeft gelaten en zich laat inspireren door immunoloog Louis Pasteur en penicilline-uitvinder Alexander Fleming. Als economie eindelijk een vak zou worden waarbinnen specifieke diagnoses tot specifieke behandelingen leidden, zouden de dodenbezweerders de aftocht moeten blazen. We zijn nog niet zo ver, maar misschien zal die tijd ooit komen.